Voor mijn moeder was het een dagelijkse strijd tegen de achteruitgang van haar spraak. Vanaf de eerste symptomen is mijn moeder zich enorm bewust geweest van de constante verergering van haar taalstoornis. Wat voor haar enorm belangrijk is – nog steeds – is hoe haar omgeving met haar communiceert. Dit bepaalt de mate waarin zij in staat is om ook met jou te communiceren. Ik heb destijds samen met de logopediste een communicatie advies opgesteld, dat wij met alle kennissen, familie en vrienden hebben gedeeld. Hieronder een aantal punten uit die lijst met adviezen voor een gesprek met iemand met primair progressieve afasie:
- Een gesprek is makkelijker in een rustige omgeving dan in een rumoerige situatie. Voer zo veel mogelijk een één-op-één gesprek.
- Maak oogcontact met de persoon, kijk elkaar aan voordat je begint met spreken zodat de persoon weet wat er gaat komen.
- Rond eerst het ene onderwerp af, voordat je aan het volgende onderwerp begint. Iemand met primair progressieve afasie kan de snelle schakelingen niet bijhouden en voelt zich daarom snel buitengesloten in een gesprek. Probeer betrokkenheid te houden.
- Spreek zoveel mogelijk in het hier en nu, plaatsingen in de tijd zullen naarmate de afasie toeneemt moeilijker zijn om te begrijpen. Voor mijn moeder was dit al in een vroeg stadium lastig om nog te begrijpen wanneer bijvoorbeeld ‘volgende week’ dan is. Is dat morgen al, of pas over een aantal dagen?
- Spreek zoveel mogelijk over personen met namen, in plaats van met ‘hij’ of ‘zij’.
- Spreek in korte, duidelijke zinnen. Hierbij helpt het ook om het tempo van spreken iets te verlagen. Herhaal de belangrijkste woorden van een boodschap.
- Gebruik letterlijke taal, geen woordgrapjes of spreekwoorden.
- Non-verbale ondersteuning geeft extra informatie aan een gesprek. Gebruik bijvoorbeeld gebaren, of wijs dingen aan. Laat foto’s zien, of plaatjes van het onderwerp.
- Gaandeweg in het proces zul je merken dat open vragen meer verwarring opwekken dan duidelijkheid geven. Vermijd dan de open vragen zoals “Wat wil je eten?”, vervang deze door ja/nee-vragen: “Wil je een broodje kaas?”
- Nog weer verder in de tijd zal het initiatief tot een gesprek steeds minder van de persoon met afasie komen. Je zult merken dat je steeds meer het hele gesprek draagt, waarbij je steeds bevestiging kunt vragen aan de persoon met afasie. Mijn moeder heeft nog steeds een agenda waarin staat wat er die week allemaal is gebeurd, zoiets is dan een handig uitgangspunt voor een gesprek.
Voor sommigen zullen deze adviezen als natuurlijk overkomen, voor anderen zal het meer wennen zijn. Wat ik persoonlijk het belangrijkste vind, is dat je diegene met afasie vooral als volwaardig blijft behandelen. In eenvoudige zinnen spreken is niet hetzelfde als kindertaal of een kinderlijk toontje. Hoe simpel dat ook klinkt, dit is echt voor veel mensen een valkuil. Wat ook vaak gebeurt, is dat in het bijzijn van mijn moeder het gesprek óver haar gaat, in plaats van mét haar. Ook dit was al snel voor sommigen een valkuil, omdat mijn moeder terughoudend werd in het spreken. Terwijl het juist zo belangrijk is om het spreken te blijven stimuleren.
Spreekt dit onderwerp je aan? Deel dit bericht dan vooral op Facebook! Dit kan heel simpel door op het ‘F’ icoontje te klikken. Je helpt mij ermee zoveel mogelijk mensen te bereiken met meer informatie over de impact van dementie. Dank!
In mijn groepje waar ik mee werk kom ik dit ook tegen ik werk en praat met 3 cliënten die ook afasie hebben en het valt niet altijd mee maar met aandacht en rustig blijven komen we er toch uit het was voor mij zo herkenbaar bedankt
Dat is mooi om te horen! Dank