Terug in Nederland. De dagen gaan slecht. Door de vakantie is mam 3 weken niet alleen thuis geweest, nu eenmaal thuis kan ze moeilijk haar draai weer vinden. De achteruitgang door verandering van omgeving had ik wel verwacht, maar dat het zo’n impact zou hebben, daarvan ben ik erg geschrokken.
Voor ons vertrek had ik wel al bedacht dat de gezelligheid, de reuring, het niet alleen zijn, tijdens de vakantie mam wel goed zou bevallen. En dat dit dus wel eens een grote tegenslag zou kunnen zijn als ze weer alleen thuis zou wonen. Ik ben daarom vooraf al een inventarisatie gaan maken van wat voor hulp er nodig zou zijn en wie daarbij wil helpen.
Ik heb binnen de familie gevraagd aan de tantes die op dit moment al betrokken zijn, of die structureel iets voor mijn moeder zouden willen betekenen. Er is direct veel steun, dat voelt goed. We bespreken een verdeling van de dagen, en we komen met elkaar inclusief mijn broers tot een plan waarop er elke dag wel iemand bij mam langs gaat. So far, so good.
Het is dus “normaal” dat het nu slechter met mam in haar thuissituatie gaat dan vóór onze vakantie
Eenmaal thuis valt mam inderdaad in een enorm gat. Ze is verdrietig, mist haar vriendin. Achteraf wordt mij verteld dat dit was te verwachten, dat het feit dat we mijn moeder uit haar vertrouwde ritme hebben gehaald, haar een grote terugslag zou geven. Het is dus “normaal” dat het nu slechter met mam in haar thuissituatie gaat dan vóór onze vakantie. Ik vind het maar moeilijk te accepteren dat dit erbij hoort. Het doet zoveel afbreuk aan het mooie vakantiegevoel dat we samen hadden na Zuid-Afrika…
Schema voor begeleiding
Gelukkig kunnen we met de familie samen snel starten met het schema aan begeleiding dat ik heb gemaakt. We bieden in eerste instantie met elkaar vooral gezelschap aan mijn moeder. We doen vooral veel dingen samen, even een boodschap, lekker een rondje langs het IJsselmeer wandelen, samen koken en eten. Mam leeft gelukkig elke dag weer op zodra er “visite” komt van ons of van haar zussen. Op die delen van de dag gaat het goed met haar. Ze lacht, vind het gezellig.
Maar als ik dan aan het einde van zo’n gezellige dag vertrek, zie ik mams gezicht vertrekken. Ik druk haar op het hart dat morgen weer een goede dag wordt, vertel haar wie er dan langskomt. Ze is stil maar ze vermant zich, zegt dat het goed is. Ondertussen rij ik naar huis met een knoop in mijn maag, is dat echt wel zo, vraag ik me af.